Algemeen

Financiële hoofdlijn

Financieel resultaat

Ontwikkelingen gedurende 2021

In 2021 hebben we op twee momenten een inschatting gemaakt van ons verwacht resultaat: Turap 1 (juli) en Turap 2 (oktober).

In de eerste tussentijdse rapportage (turap 1) rapporteerden we u een verwachte afwijking op de begroting van  
€ 9,1 miljoen positief maar tegelijkertijd gaven we u daarbij aan dat er ook nog veel onzekerheid was. Corona maakt het realistisch prognosticeren extra complex. De inschatting van de inkomstenderving, het gebruik van armoederegelingen en de ontwikkelingen van de lasten en baten op de BUIG (uitkeringen) gaven we daarbij als voorbeeld. We zagen een voordelige afwijking ontstaan op de algemene uitkering op basis van de meicirculaire, op de rente-inkomsten en kapitaalslasten. Een nadelige afwijking zagen we met name op jeugd die (deels) gecompenseerd zou worden door een extra bijdrage van het Rijk. We gingen er bovendien vanuit dat de financiële corona effecten opgevangen zouden worden, ofwel via rijkscompensatie ofwel via de coronamiddelen die door u beschikbaar zijn gesteld en opgenomen in de saldireserve specifiek. Door de toenemende krapte op de inhuurmarkt voorzagen we bovendien een tekort op de personele kosten, doordat de tarieven duurder waren.

In de tweede tussentijdse rapportage hebben we de prognose, met de inzichten van dat moment, verder kunnen aanscherpen. We rapporteerden u dat we in de prognose rekening hadden gehouden met de uitkomsten van de septembercirculaire, het definitief budget BUIG en de door het Rijk aangekondigde beëindiging van het generieke deel van het steunpakket per 1 oktober. Op basis van turap 2 verwachtten we een voordeel van € 15,3 miljoen waarbij het beeld was dat nog steeds alle coronaeffecten gedekt konden worden uit rijkscompensatie en de coronamiddelen in de saldireserve specifiek. Op basis van de septembercirculaire nam het voordeel op de algemene uitkering (+ € 6,7 miljoen) toe ten opzichte van turap 1. Verder zagen we nog steeds een voordeel op de rente-inkomsten (+ € 2,7 miljoen) en de kapitaallasten (+ € 1,3 miljoen). Het beeld was dat we het ingeschatte nadeel op personeel (- € 1,4 miljoen) ten opzichte van turap 1 beperkt konden bijsturen omdat we de hogere kosten met ingang van 1 augustus verdisconteerd hebben in de tarieven die aan projecten waren doorberekend. De druk op de jeugdbudgetten (- € 8,6 miljoen) zagen we ten opzichte van turap 1 toenemen door oplopende kosten voor jeugdhulp. We gaven aan deze naar verwachting gedeeltelijk te kunnen dekken uit de extra rijksmiddelen (+ € 6,5 miljoen), maar niet volledig omdat de toegezegde rijksmiddelen deels moeten worden ingezet op de hervormingsagenda (- € 0,8 miljoen). We zagen ook een achterblijvend aantal plaatsingen als gevolg van corona (loonkostensubsidie), verschuivingen in het gebruik van de inkomensregelingen (TOZO i.p.v. BBZ) en minder gebruik van de regelingen dan verwacht. Daardoor was de inschatting dat het voordeel op het thema werk & inkomen per jaareinde (+ € 4 miljoen) groter zou zijn dan het beeld was bij turap 1. Verder zagen we met name voordelen op de WMO (+ € 1,0 miljoen) en verwachtten we op de activiteiten rondom het thema sociale basis een voordeel (+ € 2,7 miljoen) met name omdat, net als de vorige jaren, de eigen BBBB-middelen vrijvallen. Daarnaast was de verwachting dat we op diverse overige posten nog een beperkt voordeel konden realiseren ( + € 1,2 miljoen). Bij het afgeven van deze prognose gaven we u ook aan dat de ervaring ons leert dat het gerealiseerd resultaat aan het einde van het jaar hoger is dan de prognose in turap 2. Veelal tegen het eind van het jaar komen de kleinere voordelen in beeld omdat dan duidelijk is welke hoeveelheid aan opdrachten nog realistisch weggezet kan worden binnen de jaargrens. Op een gewijzigde begroting van één miljard leidt dit al snel tot een aanvullend resultaat van € 1 tot € 2 miljoen.

Tegelijkertijd constateerden we ook bij turap 2 dat het Rijk op een aantal beleidsvelden financiële impulsen (via de circulaires) geeft die niet direct ingezet kunnen worden binnen de gemeenten. De organisatie heeft tijd nodig om de vaak incidentele financiële impulsen te vertalen naar beleid en uitvoering. Dit vraagt capaciteit en inzet, die niet altijd aanwezig of te verkrijgen is. We gaven u dan ook aan een gedeelte van de ontvangen middelen (met name binnen het sociaal domein)  te willen reserveren voor het komend jaar. U heeft daar eind december positief over besloten.

Turap 2 is in oktober aan u aangeboden en vanaf begin november zijn we opnieuw geconfronteerd met stijgende besmettingscijfers, nieuwe maatregelen, een avond lockdown en uiteindelijk vanaf 18 december een volledige lockdown. Eind november hebben we u geïnformeerd dat we, binnen ons mandaat en met de kennis van toen, aanvullende maatregelen hebben getroffen welke gedekt zijn uit de coronamiddelen in de saldireserve specifiek en naar verwachting niet tot een effect op ons resultaat zouden leiden.

Eindbeeld 2021

Bovenstaand is de ontwikkeling van de resultaatprognose in 2021 toegelicht. Hieronder treft u het eindbeeld over 2021 aan per programma. De grootste afwijkingen per programma per jaareinde zijn onder het overzicht toegelicht. In de programma's lichten we bij 'wat heeft het gekost' de financiële resultaten meer in detail toe.

We constateren met name op programma 6 dat de afwijkingen veel groter zijn dan verwacht bij turap 2. Waar bij turap 2 een afwijking van € 4,8 miljoen werd verwacht zien we nu dat deze € 14,8 miljoen bedraagt (+ € 10 miljoen). Het beeld op de thema's sociale basis, werk & inkomen en WMO is gunstiger dan ingeschat. Daarnaast zien we een groter voordeel op programma 0. Bij turap 2 werd een afwijking van € 10 miljoen verwacht. Per jaareinde is dit € 13,4 miljoen (+ € 3,4 miljoen) dat met name wordt veroorzaakt door een groter voordeel op de overhead dan verwacht. Op programma 2 verwachtten we bij turap 2 een voordeel van € 0,5 miljoen. Per jaareinde bedraagt dit € 2,0 miljoen (+ € 1,5 miljoen). Er zijn grotere voordelen op beheer, onderhoud en exploitaties P&R en beheer en onderhoud openbare ruimte dan eerder ingeschat o.a. als gevolg van de (avond) lockdown eind 2021. Op de overige programma's wijkt het eindbeeld niet meer dan € 1 miljoen af van de inschatting bij turap 2.

We constateren daarnaast dat de realisatie van de uit te voeren investeringen in algemene zin lager is dan de verwachte planning in 2021. De inhoudelijke redenen zijn toegelicht in de paragraaf investeringen. Vanaf 2022 verantwoorden we, conform afspraak, de investeringen vanuit het perspectief 'cost to complete', oftewel welke toekomstige kosten gaan we nog maken en blijven we binnen het beschikbaar gestelde krediet? Hierdoor komt de focus van verantwoorden meer te liggen op de uitvoering binnen de gestelde kaders dan bij de vergelijking van planning versus realisatie van één jaar. Het effect van de krapte op de arbeidsmarkt, maar ook de prijsstijgingen komen dan in beeld in relatie tot de uitvoering van de totale investering.

( x € 1.000)

saldo
begroting
primair
(1)

bijstelling
begroting
(2)

saldo
begroting
na wijziging
(3=1+2)

saldo
realisatie
(4)

afwijking
realisatie tov begroting
na wijziging
(5=4-3)

0 Bestuur en ondersteuning

-504,1

-21,6

-525,6

-537,1

 11,5 V

1 Veiligheid

31,3

0,9

32,2

31,3

 0,9 V

2 Verkeer, vervoer en waterstaat

40,4

-0,6

39,8

37,8

 2,0 V

3 Economie

4,6

0,0

4,6

3,8

 0,8 V

4 Onderwijs

30,9

0,8

31,7

30,9

 0,8 V

5 Sport, cultuur en recreatie

67,4

-0,5

66,9

67,2

0,3 N

6 Sociaal domein

299,0

18,1

317,1

302,2

 14,8 V

7 Volksgezondheid en milieu

16,5

1,0

17,4

16,8

 0,6 V

8 Volkshuisvesting, ruimtelijke ordening

14,0

-0,1

13,9

14,5

0,5 N

Resultaat

0,0

-2,0

-2,0

-32,7

 30,7 V

* Opgetelde bedragen kunnen afwijken i.v.m. afrondingsverschillen.

Op programma 0 bestuur- en ondersteuning is een afwijking van € 11,5 miljoen
De uitkeringen uit het gemeentefonds vertonen een positief resultaat (+ € 6 miljoen). Daarnaast hebben we bij de decembercirculaire geld gekregen voor taakmutaties en corona compensatie (+ € 10,0 miljoen). Dit geld is gestort in de reserve circulaires gemeentefonds om besteding in 2022 mogelijk te maken (- € 10,0 miljoen).

Op de overhead is sprake van een voordeel van € 2,4 miljoen. Onderdeel hiervan betreft de middelen bedrijfsvoering. Op basis van turap 2 was de verwachting dat op de middelen bedrijfsvoering € 2,9 miljoen voordeel zou ontstaan. De raad heeft bij het reserveringsdossier 2021 besloten dit bedrag te reserveren. Per jaareinde blijkt het overschot groter te zijn (+ € 2,4 miljoen)

Op de lokale lasten en belastingen is per saldo een voordeel van € 0,7 m iljoen. Dit bestaat uit een aantal componenten. De opbrengsten van parkeren en naheffingsaanslagen zijn gedurende het jaar al bijgesteld met
€ 3,4 miljoen
. Als gevolg van de (avond)lockdown per jaareinde is alsnog sprake van een nadeel op de parkeerinkomsten (- € 0,6 miljoen). Op de naheffingsaanslagen is per jaareinde juist een positief effect ontstaan door inzet van de scanauto (+ € 0,2 miljoen). Het saldo is verrekend met de saldireserve specifiek coronamiddelen (- € 0,4 miljoen). Op de OZB is een voordelige afwijking (+ € 0,6 miljoen) net als op de parkeervergunningen en overige belastingen (invorderingskosten, precario bouwprojecten) (+ € 0,1 miljoen). Voor de precario op de terrassen heeft de raad voor 2021 het 0-tarief vastgesteld. De inkomstenderving van
€ 0,4 miljoen is gedekt uit de coronamiddelen binnen de saldireserve specifiek. Hierop is geen aanvullend resultaat per jaareinde.

De kosten van het bestuur blijven achter bij de raming (+ € 0,8 miljoen). Als gevolg van corona zijn er minder fysieke bijeenkomsten, ontmoetingen en vergaderingen geweest van de raad en het college. Ook de (internationale) reisbewegingen voor de ontmoetingen en de strategische belangenbehartiging in de netwerken buiten de stad zijn beperkt gebleven. Veel heeft digitaal plaatsgevonden.

Tot slot is sprake van rentevoordeel met name vanwege de achterblijvende investeringen (+ € 2,8 miljoen), BTW afwikkeling voorgaande jaren (+ € 0,3 miljoen), voordeel op de dienstverlening aan burgers & overhead (+ € 0,2 miljoen), een nadeel op de vennootschapsbelasting (- € 1,8) en zijn er diverse overige afwijkingen (+ € 0,1 miljoen).

Op programma 1 veiligheid is sprake van een afwijking van € 0,9 miljoen
Door vertraging in het vergunningentraject is de nieuwbouw van het (regionaal) dierenopvangcentrum later gereed. Door de latere ingebruikname, zijn de kosten in 2021 lager maar blijven ook de begrote huuropbrengsten in werkelijkheid achter (- € 0,2 miljoen). Als gevolg van corona zijn de inkomsten uit evenementen en drank & horecavergunningen achtergebleven (- € 0,2 miljoen). Deze zijn gedekt uit de beschikbare coronamiddelen in de saldireserve specifiek (+ € 0,2 miljoen). Het continu aanpassen van de maatregelen in samenhang met de nodige beperkingen en verplichtingen die bleven gelden als gevolg van corona, maakte dat extra tijdelijke inzet van BOA’s noodzakelijk was. De verwachte inzet van € 1,8 miljoen bedraagt per jaareinde € 1,4 miljoen (+ € 0,4 miljoen) omdat vanwege krapte op de arbeidsmarkt niet volledig kon worden ingehuurd. Het overschot is teruggevloeid naar de coronamiddelen (- € 0,4 miljoen). De achteraf hiervoor ontvangen rijkscompensatie (+ € 0,3 miljoen) is toegevoegd aan de coronamiddelen (- € 0,3 miljoen). De kosten voor de ondersteuning bij toezicht op het naleven van de controleplicht van het coronatoegangsbewijs zijn lager gebleken (+ € 0,4 miljoen). De hiervoor specifiek ontvangen middelen worden terugbetaald aan de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (- 0,4 miljoen). Als gevolg van de coronacri sis is vertraging ontstaan in een aantal veiligheidsprojecten (+ € 1,2 miljoen). Hiervoor zijn externe middelen ontvangen. Op de niet bestede middelen geldt een terugbetalingsverplichting (- € 1,2 miljoen). Het gaat om de projecten, Preventieve aanpak tegen ondermijning, Versterkingsgelden Radicalisering, Intensiveringsmiddelen High Impact Crimes (HIC) en Jeugdoverlast en -criminaliteit (JOC). De inzet op gebiedsgericht werken is in intensiteit verminderd omdat de capaciteit vanwege de coronacrisis anders geprioriteerd is (+ € 0,2 miljoen). De beëindiging van een BTW -kwestie leidt tot een voordeel voor de partners van Taskforce RIEC. Een gedeelte is toegekend aan TF-RIEC ter verdere versterking van de bestuurlijke weerbaarheid, een gedeelte is uitbetaald aan de deelnemers, waaronder Eindhoven (+ € 0,1 miljoen). Daarnaast zijn er diverse overige voordelen
(+ € 0,8 miljoen).

De afwijking op programma 2 verkeer, vervoer en waterstaat is € 2,0 miljoen

Als gevolg van een langdurige sneeuw- en ijsperiode in de afgelopen wintermaanden zijn meer strooiacties uitgevoerd (- € 0,2 miljoen). Op de uitgevoerde activiteiten van zwerfafval (- € 0,1 miljoen) hebben we extra middelen ontvangen (+ € 0,2 miljoen). Op het onderhoud en beheer van parkeren is per saldo een voordeel
(+ € 0,5 miljoen) met name omdat door corona minder geparkeerd is en de P+R Genneper parken later in gebruik is genomen. Op het beheer en onderhoud van de verkeersregelinstallaties (VRI's) en straatverlichting is eveneens een voordeel (+ € 0,6 miljoen), met name omdat de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld om de prijsverhoging van elektra op te kunnen vangen niet nodig zijn gebleken. Er zijn meer aanvragen voor het gebruik van de openbare ruimte geweest, wat leidt tot meer leges (+ € 0,6 miljoen) maar ook tot extra kosten om de aanvragen te behandelen (- € 0,4 miljoen). Daarnaast zijn er diverse overige afwijkingen (+ € 0,8 miljoen).

Programma 3 economie laat een afwijking zien van € 0,8 miljoen
Op de grondexploitaties-bedrijventerreinen is conform BBV tussentijds winst genomen (+ € 1,6 miljoen). Conform besluitvorming zijn de middelen gestort in de reserve bovenwijks (- € 0,3 miljoen) en de reserve strategische investeringen (- € 1,3 miljoen). Het Financieel arrangement Stedelijk gebied Eindhoven 2016 is in 2021 afgewikkeld. Dit leidt tot een incidenteel voordeel (+ € 0,6 miljoen). Als gevolg van corona is vertraging opgetreden in de activiteiten van het lokaal innovatieprogramma (+ € 0,2 miljoen). Op de markten is een afwijking als gevolg van het opstellen van de nieuwe marktvisie, de coronaregels voor het afstand houden en de afname van het aantal kooplieden (- € 0,3 miljoen). Er hebben minder evenementen plaatsgevonden door corona en het budget van Koningsdag is niet volledig besteed (+ € 0,4 miljoen). We hebben besloten de afdracht van de buitenreclame door Stichting Eindhoven Marketing te verminderen (- € 0,2 miljoen) en dit te dekken uit de coronamiddelen (+ € 0,2 miljoen). Tot slot zijn er beperkte overige afwijkingen (- € 0,1 miljoen)

Op programma 4 onderwijs bedraagt de afwijking € 0,8 miljoen
Er is in de eerdere jaren vertraging in de IHP-projecten opgetreden dat een effect heeft op 2021 (+ € 3,3 miljoen). Verkoop en sloop van verschillende panden leidt tot saneren van boekwaarde (- € 0,7 miljoen) en incidentele verkoopopbrengst (+ € 1,0 miljoen). De eigen middelen (vrijgemaakt uit de coronamiddelen) die bedoeld zijn voor de verbetering van de ventilatie van de scholen zijn nog niet ingezet (+ € 4,0 miljoen). Er zijn weinig schades gemeld, vanwege corona heeft minder bewegingsonderwijs plaatsgevonden, de OZB-lasten voor de panden zijn lager dan begroot, de asbestsanering van de Rachmaninowlaan is goedkoper dan begroot en de financiële afwikkeling van de openbare ruimte van Stedelijk college en Novalis college vindt in 2022 plaats (+ € 0,9 miljoen). Deze resultaten zijn vereffend met de reserve onderwijshuisvesting (- € 8,5 miljoen) waardoor per saldo geen resultaat ontstaat. Op onderwijsbeleid, waarbij met name wordt ingezet op voortijdig schoolverlaten, bestrijden van onderwijsachterstanden en versterken van basisvaardigheden volwassen is een voordeel (+ € 0,5 miljoen) met name omdat de aanbesteding van leerlingenvervoer is uitgesteld met één schooljaar en omdat vanwege corona minder gebruik is gemaakt van het leerlingenvervoer. Daarnaast lagere vaststelling van de subsidie ouderbijdrage voorschoolse educatie (VE) 2020 en van de subsidie speelinloop 2020, die ten gunste zijn gekomen van 2021 (+ € 0,5 miljoen), deze middelen zijn gestort in de egalisatiereserve VVE/Spil (- € 0,5 miljoen). Tot slot nog diverse kleinere verschillen + € 0,3 miljoen).

Programma 5 sport cultuur en recreatie kent een afwijking van - € 0,3 miljoen
In de voorziening waardevermindering materieel vaste activa was op basis van de eerdere planning rekening gehouden met de sloop van de om te vormen onderdelen Tongelreep. Vanwege de aanpassing in de planning (en doorlopende afschrijvingskosten) is in 2021 een deel van het voorziene bedrag vrijgevallen (+ € 0,3 miljoen).  De exploitatie van de zwembaden, ijsbanen en sportparken/sportzalen kent met name als gevolg van corona een nadelig resultaat in 2021 (- € 2,8 miljoen). Vanuit het Rijk is compensatie ontvangen vanuit de regeling Tegemoetkoming Verhuurders Sportaccommodatie en de specifieke uitkering voor ijsbanen en zwembaden
(+ € 3,7 miljoen). Deze compensatie heeft deels nog betrekking op 2020. In 2020 is een gedeelte van het exploitatietekort opgevangen vanuit de saldireserve specifiek coronamiddelen. Deze voorfinanciering is in 2021 aangezuiverd middels een storting in de reserve (- € 1,1 miljoen). Een asbestonderzoek in het Parktheater heeft in 2020 uitgewezen dat er in dit pand kordate maatregelen moesten worden getroffen om toekomstige gezondheidsrisico’s te voorkomen. Een gedeelte is uitgevoerd in 2020 en een gedeelte in 2021 (- € 0,4 miljoen). In de loop van 2022 zal het meeste onderhoud aan het Muziekgebouw weer onder regie van de gemeente worden gebracht. Omdat het Muziekgebouw nog onderhoudsbudgetten uit eerdere jaren tot haar beschikking had voor het onderhoud in 2021, heeft de gemeente in 2021 minder budget ter beschikking hoeven stellen (+ € 0,4 miljoen). De niet benutte component van het groot onderhoudsbudget is gestort in de onderhoudsreserve (- € 0,2 miljoen). Tevens heeft de verhuurder van het pand (CBRE) een huurkorting gegeven. Deze is door de gemeente doorgelegd aan de onderhuurder, NV Muziekgebouw waardoor de huuropbrengsten lager zijn (- € 0,1 miljoen). Het van Abbemuseum heeft geen nadelig resultaat omdat gedurende 2021 de begroting met een bedrag van € 0,5 miljoen is bijgesteld vanuit de eigen coronamiddelen. Tot slot zijn er binnen dit programma nog diverse kleine afwijkingen (- € 0,1 miljoen).

Op programma 6 sociaal domein zien we een afwijking van € 14,8 miljoen
Op de activiteiten rondom het thema sociale basis is een afwijking van in totaal € 5,5 miljoen. De aanvragen ten laste van het corona noodfonds ter behoud van de sociale infrastructuur zijn achtergebleven bij de eerdere verwachting (+ € 0,5 miljoen). Deze middelen zijn teruggestort in de saldireserve specifiek (- € 0,5 miljoen). Op de gemeentelijke BBBB-middelen is een voordeel (+ € 1,1 miljoen). Conform het collegebesluit inzake de BBBB- uitgaven worden deze ten laste gebracht van het budget Landelijke Vreemdelingen Voorziening waarop overigens ook een voordeel is omdat de AMIF subsidie niet meer op prestatiebasis wordt afgerekend door het ministerie maar het maximale bedrag is toegekend (+ € 0,8 miljoen). Op de initiatieven gericht op diversiteit en jeugd en jongeren in de sociale basis is een onderbesteding (+ € 1 miljoen). De invoering van de nieuwe wet inburgering is vertraagd (+ € 0,9 miljoen). Net als bij de cultuurpanden (programma 5) zien we ook een nadelig effect op de welzijnspanden op basis van de benodigde wet- en regelgeving inspecties (- € 0,3 miljoen). Het Rijk verstrekt eenmalig een bedrag voor de uitvoeringskosten van de Kinderopvang toeslagaffaire (KOT). Dit bedrag is bestemd voor de afhandeling van de (potentieel) gedupeerden KOT gedurende de periode t/m 2025 (+ € 0,8 miljoen. Tot slot zijn er diverse kleine voordelen verspreid over meerdere posten (+ € 1 miljoen).

Op werk en inkomen is een afwijking van € 8,2 miljoen. Tot 1 oktober maakten zelfstandigen gebruik van de TOZO en de TONK-regelingen met een daling van het gebruik van de BBZ- regelingen tot gevolg. Vanaf 1 oktober was het mogelijk gebruik te maken van een vereenvoudigde BBZ- regeling, maar dat heeft niet tot een sterke stijging van de aanvragen geleid in het 4e kwartaal (+ € 1,3 miljoen). Daartegenover staat dat terugbetaling van openstaande BBZ- vorderingen is uitgesteld (- € 1,1 miljoen). Aansluitend bij de landelijke trend is daarnaast minder dan verwacht gebruik gemaakt van de TONK-regeling en ook de TOZO-middelen zijn niet volledig benut (+ € 3 miljoen). Het aantal plaatsingen vanuit de Ergon (loonkostensubsidie) is als gevolg van corona achtergebleven (+ € 1,1 miljoen). Het definitief macrobudget BUIG dat 1 oktober 2021 bekend is gemaakt, is naar beneden bijgesteld. Omdat we in onze begroting al rekening hadden gehouden met een lager budget, leidt dat tot een voordeel (+ € 1 miljoen). De bijstorting in de voorziening dubieuze cliëntdebiteuren is hoger dan begroot (- € 0,5 miljoen). De verwachte stijging op het uitkeringsbestand is uitgebleven en daarnaast zijn er dalende aantallen op een aantal andere regelingen onder de participatie wet (+ € 1,8 miljoen). Onder andere door onbekendheid met de regelgeving wordt er minder studietoeslag aangevraagd (+ € 0,3 miljoen). Het aantal re-integratietrajecten blijft achter bij de raming als gevolg van corona maar ook door de krapte op de arbeidsmarkt waardoor meer bereidheid is bij werkgevers om zelf kandidaten op te leiden (+ € 0,4 miljoen). Daarnaast zijn er diverse overige voordelen op werk en inkomen (+ € 0,9 miljoen).

Op de WMO is een afwijking van € 3,8 miljoen. Het beroep dat wordt gedaan op huishoudelijke ondersteuning is met 6,5% gestegen. De aanbieders kunnen echter op dit moment nog niet volledig aan deze toegenomen vraag voldoen waardoor een voordeel op het budget ontstaat (+ € 1,2 miljoen) tegelijkertijd is als gevolg van minder geleverde zorguren ook een lagere bijdrage ontvangen (- € 0,2 miljoen). De uitnutting van de indicaties op maatschappelijke deelname en werk zijn lager en er is meer uitstroom naar de sociale basis en wet langdurige zorg wat beide ook leidt tot minder vervoer naar dagbestedingslocaties (+ € 0,9 miljoen). De vraag naar de ondersteuning zelfstandig leven is in de 2e helft van 2021 afgevlakt (+ € 0,9 miljoen). Op basis van turap 2 werd een voordeel verwacht op beschermd wonen (+ € 2,7 miljoen). Dit is conform raadsbesluit gereserveerd om in 2022 de doorlopende projectkosten ambulantisering GGZ en de kosten van de doordecentralisatie van beschermd wonen te dekken (- € 2,7 miljoen). Door een grotere afname van cliënten naar de WLZ dan verwacht is per jaareinde een aanvullende afwijking op beschermd wonen (+ € 0,4 miljoen). De meerkosten op de WMO bij maatschappelijk opvang (- € 2,8 miljoen) en de meerkosten beschermd wonen (- € 0,1 miljoen) zijn gedekt uit de saldireserve specifiek coronamiddelen (+ € 2,9 miljoen). Verspreid over diverse posten op de WMO zijn er diverse overige afwijkingen (€ 0,6 miljoen).

Op jeugd is een afwijking van - € 2,7 miljoen. De financiering van jeugd staat sinds de decentralisaties onder druk. Door de coronacrisis is de druk op de jeugdzorg nog verder toegenomen en lopen de kosten voor jeugdhulp op. De arbitragecommissie, ingeschakeld door de VNG, heeft geoordeeld dat het Rijk het tekort dient te compenseren. Via de meicirculaire 2021 is bekend geworden dat het Rijk geld beschikbaar stelt voor de acute problematiek (+ € 6,5 miljoen). Een deel van deze middelen is ingezet ten behoeve van het servicebureau (- € 0,5 miljoen). Het resterend gedeelte van de ontvangen middelen biedt dekking voor het tekort voor de jeugdzorg in de 2e lijn (- € 9,1 miljoen). De meerkosten als gevolg van corona zijn onderdeel van dit tekort en deze zijn aanvullend gedekt uit de coronamiddelen in de saldireserve specifiek (+ € 0,2 miljoen).  Op jeugdzorg plus is een tekort vanwege de piek aan instroom voorgaand jaar die ook effect heeft op 2021 (- € 0,3 miljoen). Aanpassing van tarieven van de gecertificeerde instellingen, inrichting van een crisisorganisatie als gevolg van een opnamestop bij twee instellingen en een incidenteel verstrekte bijdrage aan een instelling leidt tot meerkosten op jeugdbescherming/jeugdreclassering (- € 0,7 miljoen). De kosten voor zelfstandig leven en wonen zijn lager omdat 6 van de 7 Variant B aanbieders met het aantal cliënten onder de afgesproken bandbreedte blijft (+ € 0,7miljoen). Verspreid over diverse posten op de jeugd zijn er diverse overige afwijkingen (+ € 0,5 miljoen). De Jeugdwet kent een open einde. Dat betekent dat de financiële effecten van de vraag-ontwikkeling onzeker zijn. Daarnaast is de uitvoering complex en leidt zwaardere indicatiestelling tot extra lasten. De incidentele middelen nemen meerjarig sterk af met het risico hierbij is dat de incidentele middelen niet effectief genoeg worden ingezet om de tekorten bij jeugd structureel te kunnen verminderen.

De afwijking op programma 7 volksgezondheid en milieu bedraagt € 0,6 miljoen
Het jaar 2021 is voornamelijk gebruikt voor de totstandkoming van de visie omtrent preventie & gezondheid. In 2021 hebben we niet alle middelen ingezet omdat de focus vooral lag op formuleren van beleid en minder op de uitvoering ervan (+ € 0,2 miljoen). Corona is, net als in 2020, ook in 2021 van invloed geweest op de door de Omgevingsdienst uitgevoerde toezicht & handhavingstaken (+ € 0,2 miljoen). Daarnaast is de overlast van de eikenprocessierups in 2021 minder geweest dan in voorgaande jaren, waardoor minder bestrijdingskosten zijn gemaakt (+ € 0,2 miljoen).

Op programma 8 volkshuisvesting en ruimtelijke ordening is de afwijking - € 0,5 miljoen
Op de grondexploitaties(niet bedrijventerreinen) is in 2021 meer aan tussentijdse winst gerealiseerd dan geraamd (+ € 4,7 miljoen). Conform afspraak is een gedeelte van dit resultaat gestort in de reserve bovenwijks  (- € 1,9 miljoen) en een gedeelte in de reserve strategische investeringen (- € 2,8 miljoen). De ontvangen bijdrage van private ontwikkelaars voor bovenwijkse voorzieningen (+ € 3,0 miljoen) is eveneens gestort in de reserve bovenwijks (- € 3,0 miljoen). Er is een afwijking op het beheer van de gronden en panden die op een later moment in de grondexploitaties worden ingebracht, de incidentele grondverkopen en de voorbereiding van projecten (+ € 0,2 miljoen). Het behaalde resultaat op de afgesloten facilitaire grondexploitaties is niet geraamd (+ 0,3 miljoen). Door de aanhoudende coronamaatregelen, een inhaalslag m.b.t. nieuwe regelgeving voor kamerverhuur en woningsplitsing en de extra aandacht voor woningbouwversnelling hebben we veel extra vergunningen voor verbouwingen ontvangen (+ € 2,8 miljoen) en heeft de afwikkeling hiervan ook tot meer kosten geleid (- € 1,1 miljoen). Op de dekking van de personele lasten uit projecten wordt een nadeel behaald
(- € 3,5 miljoen) omdat de overhead niet meer integraal mag worden doorgerekend. Er is een verschuiving opgetreden tussen de gem aakte uren voor projecten en reguliere exploitatie en de kosten zijn toegenomen.
Tot slot zijn er diverse kleine afwijkingen (+ € 0,8 miljoen).

Uitgangspunten

De volgende uitgangspunten liggen ten grondslag aan de totstandkoming van het resultaat 2021 en zijn van belang integraal te duiden:

  • Tussentijdse beleidswijzigingen (uitbreiding scope, aanvullend beleid, extra krediet) zijn besloten via separate dossiers en het financieel effect op 2021 is verwerkt in de begroting.
  • De tussentijds geprognosticeerde financiële voor- en nadelen op lopend beleid 2021 zijn gerapporteerd bij de tussentijdse rapportages, maar zijn tussentijds niet verwerkt in de begroting. Hierop gelden de volgende uitzonderingen die door de raad besloten zijn:
    • De kapitaallasten zijn - op basis van het raadsvoorstel 'BGW n.a.v. Turap 2' naar beneden bijgesteld;
    • In december 2021 is het dossier reserveringsvoorstel 2021 door de raad vastgesteld. De verwachte budgetvoordelen per jaareinde zijn begrotingstechnisch verwerkt (verlagen budget en storting in de reserve reserveringen). Per jaareinde zijn de werkelijke restantbedragen gestort. Dat leidt op enkele programma's tot afwijkingen die zijn toegelicht;
    • De dekking van de extra lasten en derving van de inkomsten als gevolg van corona zijn tussentijds naar beste inzicht verwerkt.
  • De voor- en nadelen op het budget groot onderhoud vastgoed verrekenen we per jaareinde in de in 2019 ingestelde reserves voor onderhoud, tot het moment dat we kunnen terugkeren naar voorzieningen groot onderhoud dan wel reguliere exploitatiebudgetten (te bepalen op basis van de actuele MJOP's). Daarover hebben we in december 2019 de raad met een separate RIB geïnformeerd.
  • Op diverse beleidsterreinen voeren we exploitatie-activiteiten projectmatig uit (bijvoorbeeld groot onderhoud, revitalisering bomen, verbeteren luchtkwaliteiten). Bij de start van het project worden de beschikbare middelen samengebracht. Projecten hebben als kenmerk dat ze jaaroverschrijdend zijn. Het toegekende projectbudget is beschikbaar voor alle jaren. De raming per jaarschijf en de realisatie per jaarschijf wijken om verschillende reden af van de planning. De middelen blijven beschikbaar doordat we deze projecten egaliseren via een reserve (maatschappelijk nut in ontwikkeling). Per programma waar dit aan de orde is, is op de afzonderlijke taakvelden inzichtelijk gemaakt wat de afwijking op jaarschijf 2021 is.
  • In 2021 zijn de berekende uurtarieven voor de doorbelasting van de kosten aan de projecten tussentijds herzien omdat bleek dat de werkelijke directe kosten (eigen en inhuur) hoger lagen dan de raming die gebruikt was voor de bepaling van het tarief begin 2021.

Balansbeeld en kengetallen

bedragen x € 1 miljoen

Balans Activa

31-12-2020

31-12-2021

Balans Passiva

31-12-2020

31-12-2021

(Im)materiele vaste activa

695,8

724,2

Eigen vermogen

350,6

393,5

Leningen aan derden

18,9

13,8

Voorzieningen

16,0

16,2

Overige financiële vaste activa

8,1

8,4

Vaste schulden

372,8

356,6

Voorraden

97,9

76,6

Kasgeldleningen

50,0

0,0

Overige vlottende activa

112,8

176,3

Overige vlottende passiva

144,2

233,0

TOTAAL

933,6

999,4

933,6

999,4

* Opgetelde bedragen kunnen afwijken i.v.m. afrondingsverschillen.

Toelichting balansbeeld

Activa
De (im)materiële vaste activa zijn toegenomen met € 28,4 mln. Dit betreft het saldo van de nieuwe investeringen en de afschrijving op de reeds eerder gedane investeringen in maatschappelijk en economisch nut en de bijdrage aan activa in eigendom van derden (schoolgebouwen). Daarnaast is een beperkt gedeelte overgeheveld naar de voorraden (handelspanden). De leningen aan derden zijn afgenomen met € 5,1 miljoen, met name doordat Park Strijp in februari en december heeft afgelost op de achtergestelde lening (- € 5,5 miljoen). Er zijn daarnaast nieuwe leningen verstrekt aan particulieren binnen het zonnepanelenproject Zuidoost-Brabant en op reeds lopende leningen binnen dit project en op starters- en duurzaamheidsleningen via SVn is regulier afgelost (+ € 0,4 miljoen). Onder de overige financiële vaste activa zijn de kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen opgenomen. Het aandelenkapitaal van de deelneming breedband is in 2021 uitgebreid (+ € 0,3 miljoen) naar een belang van 37,6%. De voorraden nemen met € 21,3 miljoen af. Dit komt met name doordat de boekwaarden van de voorraad bouwgrond in exploitatie is afgenomen en in beperkte mate door verkoop van de handelspanden (met name Deken van Somerenstraat). De overige vlottende activa nemen met € 63,5 miljoen toe. Dit is opgebouwd uit een toename van de liquide middelen (+ € 0,3 miljoen), toename van de overlopende activa (vooruitbetaalde bedragen en nog te ontvangen bedragen) (+ € 12,5 miljoen) en een toename van de uitzettingen met een rentetypische looptijd <1 jaar (+ € 50,6 miljoen) waarbij € 60,5 miljoen wordt veroorzaakt door een toename van de uitzettingen in de rijksschatkist en de overige uitzettingen/vorderingen afnemen met € 9,9 miljoen. In de toename van de overlopende activa zien we (net als bij de passiva) het effect terug dat de rijksregelingen -met name SISA- zijn toegenomen.

Passiva
De omvang van het eigen vermogen bedraagt eind 2021 € 393,5 miljoen. De vermogenspositie eind 2021 is verbeterd met € 42,9 miljoen. De reserve eigen kapitaal (+ € 11,5 miljoen) en de bestemmingsreserves (+ 42 miljoen) zijn ten opzichte van eind 2020 toegenomen. Het te bestemmen resultaat over 2021 is lager dan het resultaat eind 2020 (-10,7miljoen).

Stille reserves, zoals de kunst van het Van Abbemuseum tellen niet mee in de omvang van het vermogen. De voorzieningen zijn per saldo met € 0,2 miljoen toegenomen. De grootste mutatie is de inzet vanuit de voorziening riolering ter bekostiging van vervangingsinvesteringen (- € 7,7 miljoen). Deze voorziening is conform begroting ook weer aangevuld (+ € 9,1 miljoen). Daarnaast zijn kosten voormalig personeel, frictiekosten, sociaal plan, WW en wachtgeldverplichtingen afgewikkeld op de personeelsgerelateerde voorzieningen (- € 0,8 miljoen). Het negatief eigen vermogen van de GR Cure is aangezuiverd vanuit de voorziening renescience en het restant is vrijgevallen (- € 0,6). Het overschot op de exploitatiemiddelen riolering is eind 2021 toegevoegd aan de voorziening tariefsegalisatie riolering (+ € 0,4 miljoen) en verder diverse overige mutaties op de voorzieningen (- € 0,2 miljoen)

De schuldpositie is met € 66,2 miljoen afgenomen. De kasgeldleningen zijn afgelost en daarnaast is voor € 16,2 miljoen aan langlopende leningen (vaste schulden) afgelost. Vanwege de ruime liquiditeitspositie was het niet noodzakelijk om nieuwe lange financiering aan te trekken in 2021. De overige vlottende passiva nemen met € 88,8 miljoen toe. Dit is opgebouwd uit toename van de overlopende passiva (vooruitontvangen en nog te betalen bedragen)  (+ € 95 miljoen), een daling van de overige schulden (- € 4,1 miljoen). En het banksaldo dat eind 2020 negatief was, is eind 2021 weer positief en gepresenteerd onder de activa (- € 2,1 miljoen).In de toename van de overlopende passiva zien we (net als bij de activa) het effect terug dat de rijksregelingen -met name SISA- zijn toegenomen.

Sturen met normen
We hebben in het verleden sturen met normen geïntroduceerd om financiële ontwikkelingen snel te onderkennen en de sturingsmogelijkheden te vergroten. Sinds 2016 is een dergelijk systeem ook verankerd in het BBV (verslaggevingsvoorschriften). Met de komst van deze kengetallen hebben we onze eigen norm voor het weerstandsvermogen vastgehouden en de eerder geïntroduceerde kapitaallastennorm losgelaten.

In de paragrafen weerstandsvermogen en financiering zijn de wettelijke kengetallen uitgewerkt en toegelicht.

Norm
(bedragen x € 1 miljoen)

rekening 2020

norm 2021

rekening
2021

kasgeldlimiet

24

80

0

renterisiconorm

28

188

16

weerstandsvermogen

149

93

140

Saldo op structurele posten

8%

0%

8%

Waar gaat het geld naar toe?

Waar komt het geld vandaan?

Deze pagina is gebouwd op 06/03/2022 10:23:03 met de export van 05/30/2022 14:14:49